The Originals

Uit: Scheren zonder spiegel

Wit paleis

Je gaf mij een deur van je witte paleis,
de toegang tot een kamer
van daar waar je slaapt
of ooit geslapen hebt,
een deel van de droom
vol bogen en pilaren.
Buiten is hier binnen:

een door kalk gewitte wereld
waarin stemmen weerklinken

van mensen in gebed.
Hier heerst het zuivere,
slechts gekleurd door de zon
of het spel dat de wolken spelen.
Waar de gaten in de muur zingen
als het blussen van kalk weerklinkt.
Ook al snoer je hen de mond
door er stoffen in te stoppen,
er haiks voor te hangen.

Dit huis leeft.

Het zijn de stemmen van voorheen:
zij die leefden, zorgden, baden,
die nu in stilte tot je spreken
als het huis je omhelst.

Scharen

Naamloze dagen
nu alles zich aaneenrijgt
in een eindeloze omarming
van strelende benen
kneed je mijn rug als klei
de scharen die wij vormen
openen en sluiten zich
als waren het onze monden
slaapzweet smaakt zout
tot jij je voor mij spreidt.

Frantisek Drtikol

Is jouw gezicht het masker
dat op dat van een ander ligt?
Verwacht ik een ander, verander
ik de trekken, het gelaat, staat
slechts een schaduw ertussen
trekken van toen en van nu?

Ptak

Vogel zei je.Vogel.
Vond het woord dat paste.
En ik proefde het woord
als een vreemd gerecht
dat zoet op de tong ligt.

Een kat kroop mijn nacht in
nat van het wachten.
Mijn vogel sprong op
dook diep als een dolk.

Nimf

Zoals het leven heeft alles een eind
zelfs dat wat beter is dan best
Wat rest is een nimf in het water
die wendt en wenkt, draait en duikt
En een fuik vormt tussen groene algen
waarin vissen gevangen willen  worden
Ondertussen klotst het water op  de kust
deelt Eva haar verboden vruchten uit
blijken haar vingers fruit en voert ze
zichzelf aan de tijd,die glijdt
en proeft van schoonheid
zolang het nog kan

Schim

Ik zag vandaag een schim
van wie je was
wie je bent
die je had kunnen zijn
Niet ’s nachts zoals hiervoor
verborgen in schemer en schaduw
maar helder alsof ik klaarwakker was
zag ik je jezelf verstoppen in woorden
gedachten verhullen als onder een muts
De kluts was ik kwijt, zocht naar mijzelf
onder lagen van kleding. Mouwen vol
vertrouwen waren weg. En spreken
zorgde slechts voor het stoppen
van tranen, de gaten in je jas
want wat eens zoveel was
bleek plotseling weg

Veren vingers

Waar slaapt de vogel bij nacht?
Gaat hij op in het duister
het gefluister van takken,
verzinken de veren, de vleugels
in de inkt van de nacht
de divan van het stro
en het zwijgen?
Is hij in de macht beland
die van het stro
en het zwijgen?
Verslijten zijn vleugels
door het schrijven
met het zwart
van de inkt
in de nacht?

K.

Een mens verwordt tot papier.
Franz K.schreef het al:
Iemand is een onderdeel
wordt een proces
de regels worden het mes
de vellen gesneden.

In gesprek

Ik kende een man
of
laat ik zeggen:
ik had ooit een klant
klein van stuk
en
voortdurend in gesprek
met zichzelf
of
met hen
die er niet meer waren.

Nooit stopte het praten
nooit knipte men zijn haar.
Het kwaad zat in de wortels
en liet zich niet snoeien.

Scheren zonder spiegel

Ik was een land dat strooide
lang voordat er sneeuw viel.
Angst bedekte mijn straten
die eerder koud dan zout zijn.
Wit trekt de mens in mij weg.
Neerslag bedreigt mijn grens.
Dit leven nu is als scheren
zonder spiegel.
Slechts gevoel leidt mijn mes
haalt jaren weg zonder bloed
zolang ik maar niet slik.

Waalsdorper vlaktes

Een mij onbekend geluid weerklinkt:
kerkklokken in heldere cadans. Eens
slapende honden, het is allang donker,
blaffen nu de vroege ochtendrust stuk.
Voor mijn raam staat een stoer auto’s.
Bezoekers van de dienst voor een dode.

Het geluid van het brons sterft traag
doet denken aan Waalsdorper vlaktes.
En ook de waakhonden trekken zich terug.
Alleen het suizen van vliegtuigen klinkt.
De echo van vlot bereikbare werelden
voor diegene die elders zijn graf verkiest.

Paramaribo

Fosforwit licht
de hemel op
bij klaarlicht nacht
als de donder op tafel slaat.
Palmen zwaaien hun silhouet
weerkaatsen in plassen
waar stoepen ontbreken
de straat vaart is geworden
en auto’s schepen zijn.
Even is de natuur beest
gromt, snauwt en slaat
de klauwen uit.
Krimpt dan ineen.
Slaapt.

Suriname

Rustig is het hier.
Roestig is het schip
dat voor anker ligt.
Roestig is het wrak
een gebroken potvis.
Gebogen en hoog
de lange, witte brug.
Suriname stroomt,
ruikt zilt, spiegelt de
wolk die regen brengt.
Ik zie het water gaan,
vergeet de onrust die
in mijn aderen brandt.

Grikibi

Iedere dag opnieuw
tikt de grikibi
tegen de ruit
spreidt de vleugels uit
toont zijn gele buik
en roept zijn naam
totdat ik opsta
hem aanstaar
en de zon zie
die de dag kleurt.

Twa twa

Waar de twa twa
en de pikolet
in hun kooitjes
zingen
zwijgen
de Chinezen
achter de tralies
die diefstal uitsluiten
en hen binnen houden.
Zo houden ze wat ze hebben:
rijst, radio’s en rust
vogels, goud en geld.
Ze leveren zichzelf daarvoor in
die vreemde vogels
die van ver gekomen zijn.

Ode aan een jonge, dode uil

De kinderlijke knipoog van de dood
in een vierkant teneergeslagen kop.
Het klapperend onvermogen van vleugels,
wuivend door de wind die hen ooit droeg.
Nu spreiden zich slechts veren
in vederlichte wanhoop.
Een bevroren beweging,
krampachtig als de klauwen
die voorgoed in het niets grijpen.

Ode aan een tweede, dode uil

Wederom een wapperen van veren
in de bocht, vlak voor het meer
waar drie mannen verdronken
ligt plat op de rijweg een dode uil.
Aan het water zwijgt de berg
en ook de visser in de boot.
Alleen de uil wenkt
slaat een vleugel uit
met iedere auto die passeert.

Boerderijresten

Het zijn de hoekstenen
in stapeling
in afwachting.
Grijsgroen is de korst
het mos, het gras, de balk
waarin als rotte tanden
nagels roesten
rusten.

De vensterbank:
uitzicht voor niemand.
De dorpel:
slechts door regen betreden.
Twee schoorstenen
met kille haard.

Alles wachtend
op de winterstorm
die teruglegt
wat eens gestapeld werd.

Het huis in de heuvel

Het huis in de heuvel
draagt amper nog een dak.
Geen gemak valt te bekennen.
En ijzer roest in golven.
Tussen nok en witte balken
ruik ik gras, het wilde kruid.
Zie ik vloerdelen, de muur
de gebroken, houten hark.
Rieten manden in verrotting.

Geen genade valt te verwachten
van natuur en ook de tijd:
wind, de vogel die langs glijdt.
Alleen de deur staat overeind,
Houdt zulke vreemden buiten.

Altijd op scherp staan

Altijd op scherp staan
maakt een mens bot.
Stof en vliegen verzamelen
zich in oren en ogen
die niet gesloten zijn.

Ze doet aan een kind denken

Ze doet aan een kind denken
zoals ze daar ligt, de rode rok tot ruim
boven de knokige knieën opgetrokken:
een rode roos op haar schoot,
haar voeten op elkaar
naar houvast zoekend,
de mierzoete blouse waaronder haar hart
dat stil staat
zoals van allen die daar liggen:
haar man, haar vier kinderen
in een modderig grasland.

Vroeger doolden zebra’s

Vroeger doolden zebra’s
bij de supermarkt
een prikbord waarschuwde
voor leeuwen.
Giraffes blokkeerden wegen
en de buurvrouw klaagde
over een luipaard in de kast.

Mensen rukken op.
Dieren trekken weg.
Groepen jongeren hangen
doelloos onder bomen.
Dorpen worden
de nieuwe stad ingezogen.

Waar buffels ooit liepen
lopen nu gangsters
liggen lijken gedumpt:
halfwilde honden
vochten daar met zwijnen.

Waar de ordebewaking ontbeert
bedrijven corrupte agenten
hun eigen misdaden
of de liefde.

Het wildpark: een plukje bos
ooit oneindige savanne.

Nieuwbouwwijken

Nieuwbouwwijken:
pervers en perfect
het zijn twee valse honden die aan de ketting
zijn gelegd maar weer zullen worden losgelaten.

Er is een kaartje verspreid
waarop de weg niet stond
de afvoerpijp voor wijkvreemd verkeer
de golfslag op een strand van de Azoren.

Hier rijdt hij eens per maandag
over onverharde wegen,
brengt verdachte bewegingen in kaart.

Als hij het museum binnenloopt
waant hij zich in een ziekenhuis.
De woontevredenheid is groot
al zijn de patiënten vaak bang.

Het operatieteam stopt twee minuten
Voordat er een mes het oog ingaat.
De waakhonden zijn dan al vergiftigd.
Wat je verwaarloost, gaat stinken.

Denk niet dat het pijn doet
schreeuwen doen ze alleen in de film.
Ik zag een flits en daarna niets meer
slechts het geluid van een nachtegaal.

We weten

We weten

dat de natuur lijdt
dat we de kust moeten versterken
dat rivieren de ruimte moeten krijgen.

Bovendien

zijn meer mensen ziek
is er sprake van slaapverstoring
en minder arbeidsproductiviteit.

De meeste last

ondervinden de steden.
Er is sprake van oogsteffect.
Zomer- en wintersterfte
blijken aparte effecten te zijn.

Dus

mijd zware inspanningen
slaap onder klamboes
draag lange kleding
en wees alert
op de komst van de tijgermug.

 

Uit: Ik belde mijn muze

Spraak

Naar je spraak noem ik je water
Val in het niet bij het tempo
En het klare, ware van ogen
Die de naam dragen van meer
Als de zee en ook het schuim
Waar ooit het pure werd geboren
Als in dagen vol van jeugd
Toen de storm nog moest komen
Eens gezaaid met veren. Wind.

Prooi

De waarheid stond vandaag te recht
Het was te dom voor woorden
Ik hoor de hakkel van je stem
Het struikelen van voeten
Naaktheid werd het been gelicht
Gedachten ontwricht tot krom
Nu de waarheid stom, vermoeiend lijkt
Zeuren klerken vol vuur over dat
Wat nu bewijs, eens liefde was
En jij: de prooi. In afmanteling
Mijn valk zal je omarmen
Geen mens die je meer ziet
Hoogstens door mijn vleugels

Naakt

Met iedere jas die je uittrekt
Leg je een huid af, een mens
Langsgroeven op jouw weg
In een omzien in verwondingen
Jouw in onschuld gewassen
Lichaam kent dat van anderen
En met ieder woord dat je zegt
Bloed je uit duizend wonden
Hoor ik de muren met monden
Die zeggen te denken te weten
Hoe het zit. Maar je staat. Naakt
Slechts een deken van woorden
Sla je rond je stoere lichaam
Dat troost zoekt in deze omhelzing

Ik belde mijn muze

Ik belde mijn muze
En verdomd ze nam op
Luisterde gelaten
Eerder mat dan tam
Een engel met angel
Ik denk aan een bed
Kreten slaken en lakens
De ander komt nader
Ik hoor water dat klatert
Hoor: Gootsteen
Denk: Badkuip
En eenmaal daar
Dek ik haar kalm
Met het klamme laken toe

Wind

Zie je de wind in het gras
Zo zijn onze ontmoetingen
Voorbij voordat ze beginnen
Als de vluchtige kus
De kring in het water

Met iedere vleugelslag
Van de longen
Bij iedere ademtocht
Blazen we leven weg
En daarmee onszelf

Niemand gaat de nacht in
Zonder de dag te hebben gezien
Geen ontmoeting zonder afscheid
Maar waar begon de zon te doven
Verdween die blik in je ogen
Stierf die ander in jouw geest

Verbonden zonder verbintenis

In een toch steeds denken aan
Terwijl het komen en het gaan
Van anderen tot verhaal wordt
Herhalingen op een thema:
Een hij wordt zij, zij aan zij
Een zij, een hij, en ik voel mij

Verbonden zonder verbintenis

Bij iedere gebeurtenis kan ik
Bedenken wat jij dacht
En wat je had verwacht
In impulsieve daden die
Er ergens niet toe doen
Want door jou leef ik echter

Gebonden zonder verbintenis

Vloed

Je sprak, maar wat zei je
Ondertiteling ontbrak
In de zijdezachte vloed
Je zei: Ik ga niet vertalebn
Want je zal me verstaan
En verstomd verstond ik
Taal zonder woorden
In een duister waar zelfs
De maan aan ontbrak
Maar goud glansde zacht
In groene ogen bij nacht
En golven wezen op water

Tong

Sla me dood zei ze
Met opgeheven schouders
Had een stem die doorgaans
Gevuld was met lust
Ik zou er geen moeite mee
Hebben bluste hij uit.

Zijn instinct matigend
Weigerde hij haar motie
Je hebt mij seksueel op
Dreef gebracht en kunt
Mij niet in deze toestand
Laten

Ze ging uitgebreid liggen
Hij stapte uit zijn kleren
En vleide zich naast haar
Ze verloren hun zinnen
Van alertheid

Het moment dat hij zijn hoofd
Naar achteren duwde om de
Kust af te breken gooide zij
Haar armen om zijn hals
Omhelsd door zijn opgroeiende
Emoties

Hij strekte zijn hals uit en
Borstelde haar uitstaande
Lippen met een tedere kus
Slipte tussen zijn tong door
Haar mond

Hij omhelsde zijn kussen
Probeerde helderheid van
Geest te krijgen over haar
Schoonheid maar wurgde
Die zachtjes